Nederlands Instituut van Psychologen
Promotie
sectie Ouderenpsychologie
maart 2021
 
 
Welbevinden bij gerontopsychiatrische verpleeghuis bewoners
Op 9 april 2020 is Elja van der Wolf gepromoveerd op onderzoek naar het welbevinden bij gerontopsychiatrische verpleeghuisbewoners. Dit is een groep die te maken heeft met langdurige psychiatrische problemen en uitgebreide lichamelijke en (psycho)sociale beperkingen. Naar het welbevinden bij deze groep is nog weinig onderzoek gedaan. De groep wijkt qua karakteristieken af van andere groepen verpleeghuisbewoners. Het is daarom van belang dat in onderzoek gebruik gemaakt wordt van meetinstrumenten die bedoeld zijn voor deze specifieke groep. Voor haar onderzoek heeft Elja een zelfbeoordelingsvragenlijst en een observatievragenlijst voor het meten van welbevinden bij gerontopsychiatrische verpleeghuisbewoners ontwikkeld. De zelfbeoordelingsvragenlijst is al beschikbaar via de onderstaande link.
 
Vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw heeft de overheid ingezet op deïnstitutionalisering van psychiatrische patiënten. Als gevolg hiervan is het aantal ouderen met psychiatrische problemen die in het verpleeghuis zijn opgenomen gestegen. Deze groep vormt ruim acht procent van de totale verpleeghuispopulatie. Vergeleken met andere verpleeghuisbewoners zijn ze meestal jonger, ongetrouwd, hebben geen familie die hen vertegenwoordigd en zijn ze vaker man. Het is een groep met, naast chronische psychiatrie, brede lichamelijke problematiek en vaak cognitieve problemen. In de aard van de cognitieve problemen wijken ze echter af van de bewoners met dementie. Ook hebben ze vaker gedragsproblemen.
 
Met een systematische review onderzocht Elja wat er al bekend is over welbevinden bij gerontopsychiatrische bewoners binnen de langdurige zorg. Ze vond slechts 10 bruikbare studies. Deze waren heel divers wat betreft woonvorm, problematiek, definitie van welzijn en gebruikte meetinstrumenten. Methodologisch vertoonden de studies gebreken, waaronder gebruik van meetinstrumenten die niet voor de doelgroep gevalideerd waren. Voorzichtige conclusies die uit deze review getrokken kunnen worden, zijn dat een specialistische afdeling, gespecialiseerde zorgmedewerkers, een groot netwerk en meer ervaren vrijheid positief bijdragen aan welzijn. Depressie, enkele schizofrenie symptomen en het ervaren van stigmatisering verlagen juist het welzijn.
 
Bij gebrek aan valide vragenlijsten om welbevinden te meten bij gerontopsychiatrische verpleeghuisbewoners heeft Elja deze zelf ontwikkeld. Allereerst een zelfbeoordelingsvragenlijst, de Laurens Well-being Inventory voor Gerontopsychiatry (LWIG) en ten tweede de Laurens Well-being Observations for Gerontopsychiatry (LWOG). In hoofdstuk drie en vier van haar proefschrift geeft Elja een heldere omschrijving van de gestructureerde wijze waarop de vragenlijsten zijn ontwikkeld. Bewoners, verzorgenden en ook behandelaren van verschillende disciplines zijn hierbij actief betrokken geweest. Om de betrouwbaarheid, validiteit en interne structuur van de vragenlijsten te bepalen zijn 295 bewoners (voor de LWIG) en 265 eerst verantwoordelijke verzorgenden geïnterviewd (voor de LWOG) en zijn de resultaten ook vergeleken met de antwoorden op vragenlijsten die (aspecten van) welbevinden meten. Dit betrof Cantril’s Ladder (één item zelfbeoordeling met ladderschaal over welbevinden), de Qualidem (observatielijst welbevinden bij dementie) en de Nijmegen Observerrated Depression Scale (NORD). Validiteit en betrouwbaarheid waren in beide ontwikkelde vragenlijsten voldoende. De LWIG bleek bruikbaar om onderscheid te maken tussen depressieve en niet depressieve bewoners.
 
Met beide vragenlijsten heeft Elja onderzoek gedaan naar de relatie tussen probleemgedrag en welbevinden. Hiervoor gebruikte ze metingen met de Cohen Mansfield Agitation Invertory Nederlandse versie (CMAI-D) en de Neuropsychiatric Inventory Questionaire (NPI-Q). Zowel voor de LWIG als de LWOG werden relaties gevonden met probleemgedrag. Voor de LWOG was de relatie echter sterker. Er waren verschillen in de gevonden relaties. Dit duidt op een verschil in kijk op welbevinden en probleemgedrag door de zorgmedewerkers en de bewoners. In de praktijk is het dus van belang om daar waar mogelijk beide metingen uit te voeren. Opvallend was een positieve relatie tussen welbevinden en de desinhibitieschaal van de NPI-Q, met name voor euforie. En voor fysieke agressie gemeten met de CMAI-D en geobserveerd welbevinden. Mogelijk heeft gedrag dat door de omgeving als probleem gezien wordt een positief effect op het welbevinden van bewoners.
 
Het onderzoek betrof een cross-sectionele studie, waardoor er geen uitspraken gedaan kunnen worden over de richting van de relaties. Toch adviseert Elja dat als je welbevinden wilt verhogen bij gerontopsychiatrische verpleeghuisbewoners je het beste kunt investeren in het verminderen van depressie en apathie, ernstige prikkelbaarheid, angst en agitatie. Omgekeerd kan het verhogen van welbevinden ook positief effect hebben op deze gedragingen.

Meer lezen:
Download het proefschrift van Elja van der Wolf (pdf)  
+31 30 820 15 00  |  info@psynip.nl  |  www.psynip.nl  |  © 2024 NIP
Volg ons:
Facebook   Twitter   Linkedin